Pal voor mijn spreekgestoelte zat in een rolstoel ome Herman. Op nog geen meter afstand, anders kon hij me niet goed verstaan. Alsof hij geen woord wilde missen, hield zijn blik me vast. Dat was even schakelen, maar wat doe je als een hoogbejaarde man het afscheid van zijn enige zus wil volgen?
Zijn zus, tante Riek, was me er eentje. Ze overleed op haar 99ste. Gewoon aan ouderdom. Dat zij haar leven lang blind was, had van haar geen afhankelijke en onzekere vrouw gemaakt. Integendeel, haar eigen wil was goed ontwikkeld en in haar huwelijk met ome Ko had ze flink de broek aan. Dat vertelde neef Johan, die samen met zijn vrouw de uitvaart regelde. Kinderen hadden zijn oom en tante niet, en ome Ko was te oud om die last te dragen.
Riek en Ko leefden sober en op zichzelf, maar in sterke verbondenheid met elkaar. Ko liet zich graag leiden door zijn dertien jaar oudere vrouw. Hij wist niet anders: zij had de regie. Tegelijk was hij, sinds hij haar ontmoette, ruim zestig jaar haar ogen geweest - haar gids. Een verbinding voor het leven, wát iemand daar ook van vond. Haar dominatie zorgde bij mantelzorgers weleens voor plaatsvervangende schaamte, maar voor Ko hoorde het bij haar.
Ko hield van cultuur. Toen hij daar nog fit genoeg voor was, kwam hij graag in musea. Alles wat hij daar zag, beschreef hij tot in het detail aan Riek, zodat zij er een goed beeld van kreeg. Zo ook met ansichtkaarten die zij ontvingen en wat er verder op hun pad kwam. Ook in het verpleeghuis, waar zij nog maar een paar maanden woonden, was het stel een geoliede machine. Ko bleef Rieks steun en toeverlaat en nam daarmee wat zorg uit handen van het personeel.
Drie weken na het overlijden van Riek sloot ook Ko zijn ogen. Hij hoorde haar stem niet meer en was al zijn houvast kwijt. Overleden aan een gebroken hart, het bestaat echt.
Het verhaal van Ko en Riek laat me zien hoe sterk verbinding kan zijn, sterk zelfs dan het leven. Toen Johan me vroeg om ook de uitvaart van ome Ko te verzorgen, kon ik geen nee zeggen. Het betekende dat ik, met een gebroken voet, van huis moest worden opgehaald. En zo kwam het dat ik, leunend op een kruk, ome Herman opnieuw voor mijn spreekgestoelte trof.
Esther Vieveen